Eerste Hulp aan kinderen vraagt in bepaalde gevallen extra kennis. Sommige handelingen zijn ook anders dan bij een volwassene. Met een certificaat Eerste Hulp aan kinderen weet u hoe u Eerste Hulp kunt verlenen aan zuigelingen en kinderen bij stoornissen in de vitale functies en plaatselijke letsels, die veel bij zuigelingen en kinderen voorkomen. Ook krijgt u inzicht in de gevaren die in het bijzonder zuigelingen (0-1 jaar) en kinderen bedreigen en de wijze waarop deze kunnen worden bestreden. De opleiding Eerste Hulp aan kinderen leidt mensen op om op een verantwoorde wijze eerste hulp te verlenen aan kinderen. Lees en leer hieronder alvast meer over één van de onderwerpen die in deze cursus aan bod komen.
Stoornissen in de ademhaling
De zuigeling (0 – 1 jaar)
Luchtweg belemmering
- Ga zelf zitten of kniel neer.
- Houd het kind in buikligging op uw onderarm, die op uw bovenbeen rust. Klem eventueel daarbij één beentje tussen lichaam en arm, waardoor u het kind goed vast heeft. Ondersteun het hoofd door de duim van een hand op de hoek van de onderkaak te plaatsen en twee vingers op de andere hoek van de onderkaak. Druk niet op het zachte deel onder de kaak; dit kan de belemmering verergeren.
- Geef met de hiel van de andere hand 5 slagen tussen de schouderbladen.
- Leg uw vrije hand/arm op het achterhoofdje/de rug van het kind.
- Draai het kind op de rug (de sandwichmethode), met het hoofd naar beneden. Leg zware baby’s op een harde ondergrond (aankleedkussen weghalen).
- Geef in 5 seconden met twee vingertoppen 5 compressies van de borst op dezelfde plaats als bij reanimatie (in het midden van de borstkas), maar met een kortere en krachtiger beweging.
Herhaal de stappen 2 t/m 6 als de belemmering blijft. Laat 1-1-2 bellen, wanneer dit nog niet gedaan is. Onderbreek de series slagen of borstcompressies, wanneer duidelijk is dat de belemmering is opgeheven. Geef geen buikstoten bij zuigelingen. Er worden dus bij een baby borstcompressies gegeven, als het kindje nog bij bewustzijn is.
Stoornissen in het bewustzijn en de ademhaling
De zuigeling (0-1 jaar)
Mond-op-mond-en-neusbeademing
- Leg het hoofd van de zuigeling zo neer dat het gezicht recht naar boven is. Til tegelijkertijd met 2 vingertoppen zijn kin op. Een opgevouwen handdoek onder zijn schouders, maakt deze handeling beter uitvoerbaar. Een kinderhoofd is groot in verhouding tot zijn lichaam.
- Adem normaal in en bedek mondje en neusje van het kind met uw mond, zodat geen lucht ontsnapt.
- Blaas rustig in de mond/neus gedurende 1-1,5 seconde, zodat zijn borstkas iets omhoog komt.
- Haal uw mond van de mond/neus van het kind en kijk of zijn borst weer omlaag zakt.
- Beadem maximaal vijfmaal (effectief of niet effectief); de borstkas moet daarbij iets omhoog komen. Lukt dit niet, dan moet de stand van het hoofd gecontroleerd worden en in de mond worden gekeken naar eventuele voorwerpen.