Pasgeboren baby’s worden vanaf 1 oktober op meer ernstige, aangeboren aandoeningen onderzocht. Het gaat om drie potentieel dodelijke stofwisselingsziekten. Een kind hoeft daarvoor géén extra hielprik te krijgen.
Bij de nieuw toegevoegde stofwisselingsziekten zijn kinderen niet in staat om een bepaald aminozuur of vetzuur af te breken. Daardoor hopen stoffen zich op in het lichaam; dit is zonder behandeling al snel dodelijk. Als de aandoening tijdig wordt ontdekt en een patiënt een aangepast dieet volgt, kan een kind vaak normaal leven.
Sinds 1974 worden in de eerste week na de geboorte van een kind met een speciaal apparaatje enkele druppels bloed afgenomen uit de hiel van de baby. Deelname aan deze prik is vrijwillig en ouders moeten hun fiat geven. De check kost niets. Meer dan 99 procent van de ouders doet mee.
De nu al onderzochte ziektes via de hielprik zijn meestal erfelijk en ongeneeslijk. Denk aan een aandoening van de schildklier, een ziekte van de bijnier, erfelijke vormen van bloedarmoede, taaislijmziekte en een aantal stofwisselingsziekten.
Vroege signalering van ziektes en een goede behandeling, bijvoorbeeld met medicijnen of een dieet, zijn volgens onderzoeksinstituut RIVM essentieel voor het welbevinden van het kind. De meeste van de aandoeningen kunnen zeer ernstige schade toebrengen aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van een kind.
Elk jaar wordt bij 180 tot 190 kinderen een aandoening geconstateerd in het vroegste stadium. Daardoor kan behandeling worden gestart en later veel leed kan worden voorkomen. Met deze uitbreiding en de uitbreidingen van de hielprik-screening die nog volgen, kunnen ieder jaar nog twintig tot veertig kinderen extra tijdig de juiste hulp geboden worden.Hiel